Vliegers

Vliegers zijn er in vele soorten en maten. Welke vlieger je kiest om foto’s mee te maken hangt af van een aantal factoren; vooral de windsnelheid en het gewicht van camera en frame. Daarnaast zijn sommige vliegers makkelijker op te laten, in elkaar te zetten en/of mee te nemen dan andere.

De Dan Leigh Trooper, een Deltavlieger speciaal voor hardere wind (bft 4-6).

De Dan Leigh Trooper, een Deltavlieger speciaal voor hardere wind (bft 4-6).

Vliegers met frame
Dit zijn de vliegers zoals de meeste mensen ze kennen, bestaande uit een zeil dat op spanning wordt gehouden door stokken. Vroeger van hout of bamboe, tegenwoordig van glas- of koolstofvezel versterkte kunststof. Het nadeel van deze stokken is dat ze soms lang zijn en daardoor lastiger te vervoeren. Daarnaast kunnen ze breken bij te harde wind of een harde landing. Veelgebruikte types vliegers met frame voor het fotograferen zijn:

Delta vliegers; de klassieke driehoekige vlieger. Deze zijn makkelijk in elkaar te zetten en te vliegen. Door er een staart aan te hangen wordt de vlieger gestabiliseerd, wat vooral bij harde wind nodig is.

Rokkaku vliegers, een zeshoekige vlieger naar Japans ontwerp. Van oudsher, en nu nog steeds, worden deze vliegers gebruikt als vechtvlieger (met de vliegerlijn proberen de lijn van de tegenstander door te snijden). Rokkaku vliegers zijn wat ingewikkelder dan delta’s omdat je er veel aan af kan stellen. Door de buiging van de dwarsstokken en de lengte van de toomlijnen te variëren kan je de vlieger meer-of minder weerstand geven en hoger of lager laten vliegen. Dat kan soms lastig zijn, maar het grote voordeel is dat de vlieger bij een wijde range aan windsnelheden bruikbaar is.

Een kleine rokkaku vlieger

Een kleine rokkaku vlieger

Een 2 M Rokkaku van CiM voor vliegeren in in 2-4 bft wind.

Een 2 M Rokkaku van CiM voor vliegeren in in 2-4 bft wind.

Vliegers met frame vliegen vaak onder een grote hoek ten opzichte van de grond, van 70 tot wel 85 graden. Daardoor heb je minder vliegerlijn nodig om op een grotere hoogte te komen. Een voordeel is ook dat de meeste vliegers met frame zelfs als er bij de grond bijna geen wind staat nog opgelaten kunnen worden, door eerst een lange lijn uit te rollen en de vlieger op te laten door de lijn in te halen (of door te rennen natuurlijk).

Vliegers zonder frame
De meeste vliegers zonder frame zijn zogenaamde matrasvliegers die hun vorm krijgen door luchtdruk van de wind die door openingen in de vlieger waait. Het grootste voordeel hiervan is dat je geen stokken nodig hebt en de vlieger dus opgevouwen heel klein kan zijn. Deze vliegers vliegen over het algemeen wat lager, onder een kleinere hoek (40-70 graden) dan delta’s of rokkaku’s. Verder hebben ze altijd een beetje wind nodig om te kunnen vliegen. Er zijn nog vele andere modellen vliegers die bruikbaar zijn voor luchtfotografie, zoals sleevliegers en doosvliegers.

De Didakites Explorer 1.6, een matrasvlieger/flowform voor bft 3-6.

De Didakites Explorer 1.6, een matrasvlieger/flowform voor bft 3-6.

Trekkracht
De trekkracht van een vlieger hangt af van zijn vorm, grootte, de windsnelheid en de hoek van de vlieger ten opzichte van de wind. Om een zwaarder camera systeem de lucht in te krijgen heb je een grotere vlieger of meer wind nodig. Alle vliegers hebben een range aan windsnelheden waarbinnen ze optimaal vliegen.Teveel wind en ze trekken veel te hard en/of raken onbestuurbaar en maken duikvluchten of gaan rondjes draaien. De meeste fotovliegeraars hebben meerdere vliegers en proberen een vlieger te kiezen die bij de geschatte windsnelheid genoeg trekkracht heeft om de camera in de lucht te houden maar ook niet teveel. Als de vlieger te hard trekt gaat de lijn strak staan waardoor de camera veel meer beweegt. Dan is het natuurlijk ook een stuk meer werk om alles weer beneden te krijgen!